Kanker, bikers, religie en homofobie


Wat is dat toch met het mens’dom’??

Als de persoonlijke God, die in de monotheïstische godsdiensten zoals katholicisme en islam centraal staat, bestaat, dan moet ie nou echt wel vreselijk met zijn hoofd zitten te schudden.

De dag van vandaag zou je toch kunnen verwachten dat religie mensen verbindt, op basis van een gemeenschappelijk inzicht, een verbondenheid met de ander. Al zeker als je uit elk Heilig Boek de kern distilleert.

Maar het tegendeel is waar. Religie, met zijn – door mensen geschreven – heilige geschriften, lijkt de laatste tijd gebruikt te worden als een soort sloophamer om de eenheid tussen mensen aan gruzelementen te slaan.

Waarom is het zo verdomd moeilijk om met een open geest en hart, en in verbondenheid, te streven naar wederzijds respect en vanzelfsprekende aanvaarding van het ‘anders-zijn’ van onze medemens?

Je hebt Orlando, IS, Trump, die vandaag de mediacommentaren beheersen. Maar eigenlijk is het van alle tijden. Je hebt polemieken over wat de centrale boodschap betekent die elke religie uitzendt, of zou moeten uitzenden. Hemeltergend soms hoe je ziet dat – ook vooraanstaande, invloedrijke – mensen er maar niet in slagen om het anders-zijn te aanvaarden. Op basis van een absolute gelijkwaardigheid. Maar neen, altijd is er dat belerende vingertje, het gewichtige pseudo-intellectuele debat of holebi’s nu een afwijking hebben of niet.

Be real, folks.  Homoseksualiteit is géén afwijking. Het is een natuurlijke gang van zaken (zoals het bijvoorbeeld in het dierenrijk ook vaak gebeurt). En het is geen keuze. Als het dat was, kon je evengoed beweren dat ademen, eten en kakken keuzes zijn die een mens bewust maakt, en dat hij dus evengoed kan kiezen dat allemaal niet te doen. Zelfs de paus moet eigenhandig zijn gat afvegen.

Ik wens iedereen die zich meent te moeten boven anderen stellen kanker toe. En weet je waarom? Omdat juist die dingen verdwijnen. Het onderscheid smelt weg als sneeuw voor de zon. Kankerpatiënten (sommigen toch) zullen zich erin herkennen, denk ik. Eens je met de ziekte rondloopt, verdwijnt elk maatschappelijk verschil, omdat de kanker mensen verbindt. Het maakt niet uit of je nu CEO bent van een multinational, of arbeider in een fabriek. Als je in een kamer zit met een andere patiënt, dan ben je niet meer of minder dan de ander, welke positie of geaardheid die ook heeft. Dezelfde fysieke lasten, dezelfde angsten, onzekerheden,  dezelfde precaire situatie. En dan gaat het als vanzelf: je voelt verbondenheid.

Het is zoals met de bikersgemeenschap, waartoe ondergetekende ook behoort. De simpele groet van motorrijders onder elkaar is een teken van verbondenheid. Omdat je toevallig allebei op een gemotoriseerde tweewieler zit. Waarom? Daar zit totaal geen logica achter. Alleen de logica van een soort positivisme (dat op de keper beschouwd eigenlijk absurd is, maar wel heerlijk): we zijn samen onderweg, en we amuseren ons.

Als ik als saaie ambtenaar pech heb met de motor, kan evengoed een Hell’s Angel stoppen om te vragen of ie kan helpen. No big deal, en als het ware ‘vanzelfsprekend’.

Waarom lukt dat niet op andere gebieden? Waarom die willekeur aan criteria op basis waarvan de ander gedegradeerd wordt?

Ik zag in De Afspraak twee religieuze ‘voormannen’ over homoseksualiteit spreken. Teneur van het gesprek was eigenlijk: ’t is een probleem, waar we aan werken, en moeten leren mee omgaan. Maar potverdorie, wat een zever is dat toch eigenlijk?! Het IS helemaal geen probleem. Het is een realiteit, die evengoed verrijkend en positief is als alle andere realiteiten kunnen zijn. Het WORDT tot een probleem gemaakt, door mensen die te zeer in hun eigen denkkader gevangen zitten om de armen wijd open te gooien voor de wereld. Ik beticht hen niet van kwade wil, maar wel van verregaande kortzichtigheid en ontkenning van de wereld zoals hij is. Met permissie: dom. Je kan evengoed als man een vrouw verwijten dat ze vrouw is, of andersom, en zeggen dat dat een keuze was/is, een probleem dat je kan “genezen”…

Het klinkt natuurlijk vreselijk om iemand kanker toe te wensen, maar tegenover de straffe uitspraken die ik de laatste tijd gehoord heb stel ik graag mijn eigen straffe uitspraak.

Eigenlijk heb ik – zonder nu mezelf boven anderen te willen stellen – medelijden met de mensen die hier allemaal problemen mee hebben. Jongens toch, wat een vreugde en liefde ligt er zomaar voor het rapen als je je hart openstelt voor de ‘andere mens’ (in welk opzicht dan ook).

Dus permitteer ik me te denken, in plaats van ‘krijg de klere’, als ik zo’n zinloze debatten zie: ‘krijg de kanker’. Menigeen zou er wel bij varen 🙂

En als afsluitertje: denk eens na over de dubbele betekenis van het woord “gay”. Ik wou dat er voor heteroseksuelen ook zo’n schitterend woord bestond, want het zegt veel over hoe schoon en open de holebigemeenschap in elkaar zit 🙂 We kunnen er nog wat van leren.

 

De dualiteit van leven zonder toekomst…

Heb ik nog een toekomst? Bah ja. Morgen waarschijnlijk wel, de weken en maanden daarop ook. In mijn hoofd zo’n stuk of drie, vier maanden. Verder kan ik niet meer denken. Is het een kwestie van niet dùrven denken? Nee. Het is aanvaarden dat het elk moment kan omslaan.

De afgelopen vijf maanden waren maanden van frustratie, kwaadheid, ergernis om de hinder die ik had van de bijwerkingen van mijn levensreddende chemo. Alweer  een paradoxaal gegeven. Ik zou eigenlijk content moeten zijn. En – of course – ik ben het wel ergens hoor.

Leven met de gedachte dat je zal sterven is op zich niet zo moeilijk. Je hebt er geen controle over, dus moet je het loslaten. Je hebt er geen verantwoordelijkheid in, dus kan je het laten komen zoals het komt.

Leven met de dagelijkse bijwerkingen van chemo is andere koek. Je wordt gehinderd in bewegingen, je voelt van alles met je lichaam gebeuren waarvan je niet weet wat er eigenlijk aan de hand is. Voor de arts is het ook moeilijk om exact te bepalen wat er nu juist door welk medicament veroorzaakt wordt. Kortom: er is veel “niet weten” in mijn leven.

Momenteel, na mijn “opstoot” van eind vorig jaar, is alles klaarblijkelijk gestabiliseerd. Sinds een maand staan mijn tumormarkers weer op een gezond peil. Reden tot blijdschap? Tuurlijk wel!

Aan de andere kant komen er bijwerkingen met vertraging, voornamelijk een kwestie van beschadigde zenuwen, I presume. Een slapende linkerarm, nu en dan pijn, alsof men een ijzeren staaf in de lengte van je arm duwt van je vingers tot je elleboog. Pijn bij het uitoefenen van kracht, verminderd gevoel in de vingers… Net die vingers ik zò nodig heb om te musiceren.

En net nu ik een klein projectje op stapel staan heb met broere Mat en zijn vrienden waar ik enorm naar uitkijk; een paar optredens op de Gentse Feesten. Elke dag opstaan met de vraag: zal het verergeren? Zal ik het kunnen? Oefenen met de hand, van alles proberen om er weer gevoel in te krijgen. Spelen of proberen te spelen en voelen dat het pijn doet… en toch niet willen ophouden, met de gedachte: “als dàt niet lukt, man, ik zal pissed zijn”…

Group DeVille Banner2

En toch kan je niet anders dan het laten komen zoals het komt. Loss of control… behoorlijk frustrerend.

Alles wat in de toekomst ligt, nabij of veraf, is onder voorbehoud. Het is een akelig gevoel dat mensen niet op je kunnen rekenen, ook al kan je er zelf niets aan doen.

Dan maar proberen er te zijn voor anderen, met al je beperkingen en je eenzame gedachten. Gedachten die je sowieso niet altijd uitspreekt, waar je mee zit te wroeten en te ploeteren in je hoofd. Dag in dag uit vallen en opstaan op dat vlak.

Het is zeer dubbel… De onduidelijkheid is een juk. Ik denk soms: mocht ik nu ineens echt terminaal ziek en hulpbehoevend zijn, dan zou het makkelijker zijn. Iedereen zou zien dat het niet goed gaat, en je zou zelf ontslagen zijn van alle twijfels over je eigen situatie. Maar begrijp me niet verkeerd. Dat is geen wens. Ik wil wel degelijk leven. Tegelijk is het soms confronterend als mensen met de beste bedoelingen zeggen dat ik er verdorie wreed goed uitzie, terwijl er vanbinnen chaos heerst, en vooral vermoeidheid, na die vier jaren…

Ik bedenk vaak in donkere momenten dat er nog zoveel mensen kampen met kanker, of een andere levensbedreigende of chronische ziekte die hun leven om zeep helpt, of dat op zijn minst verschrikkelijk belast. Ik probeer daar wat moed uit te putten en positiever te kijken naar mijn eigen situatie.

Vreemd hoe een mens zo vaak in zichzelf “verdwaalt”. Dan verdwijnt de hele wereld om je heen, en zit je in je eigen gevangenis. De vraag die ik me stel is of ik die gevangenis zelf creëer, in weerwil van de onmacht die ik ervaar bij de ups en downs van mijn ziekte zelf.

Waar kan je zelf iets aan doen? Waar zit nog een restje controle, een restje rust, een restje van een doel? Het is allemaal behoorlijk blurry…

En dan bedenken wat voor klein grut ik eigenlijk ben. Eén van de 7 miljard die nu leven, en één van de honderden miljarden die geleefd hebben en nog zullen geboren worden. Als ik daar rationeel over nadenk zou ik alles moeten kunnen relativeren. En het is vreemd hoe dat lukt met het gegeven dat ik zal sterven, maar minder met de dagelijkse omgang met de onduidelijkheid en de fysieke gevolgen van mijn ziekte. Tja, het zal wel menselijk zijn zeker?

Blijven proberen, want je weet nooit wat er nog voor je ligt. Er is al veel toekomst verleden geworden in de laatst jaren. Er zijn al veel dagen, dingen geweest die ik nooit had verwacht. Hopen is zeer verleidelijk, vooral als ik zie hoelang ik al leef buiten verwachting. Ik probeer dat niet te doen, niet te hopen, maar er is toch een stemmetje dat zich nu en dan laat horen. “Ssssst.” zeg ik dan. En dan laat ik het los, elke keer opnieuw…

Human nature… *zucht*