Men neme een glas cava, men zette zich een wijle te mijmeren over het leven en de vergankelijkheid ervan…
Leven met (ongeneeslijke) kanker is een cyclus, een zich steeds herhalend proces van “goed” nieuws, hoop, vreugde, kracht, herbronning, “slecht nieuws”, ongerustheid, twijfel, kwaadheid, machteloosheid en zoeken. In het geval van ondergetekende een veertiendaagse cyclus – wat behoorlijk kort is. Na viereneenhalf jaar eist die cyclus onvermijdelijk zijn tol. Een mens wordt er al eens moe van.
Als ik aan het woord cyclus denk, denk ik aan circulariteit. Een basisidee over het leven dat zich ergens in mijn hart genesteld heeft, omdat het mij de enige mogelijke werkelijkheid lijkt. Ook M, de recent – aan kanker – overleden vriendin van mijn geliefde, was daardoor, en door de kwantumfysica, gefascineerd. En terecht.
Elk individu vindt – hier en daar een uitzondering niet te na gesproken – zijn leven belangrijk. We zijn allemaal het centrum van het universum, voor onszelf. Maar zodra we verder kijken dan ons eigen lichaam, onze eigen wereldbol, ons zonnestelsel… moeten we toegeven dat we nietig zijn, verschrikkelijk klein en nietig. Als we daarentegen dichterbij kijken, zo dicht en zo klein als we kunnen, naar en binnen ons eigen lichaam, binnen de structuren van alle levensvormen op onze planeet, tot op het kleinste niveau, dan kunnen we stellen dat we groot zijn, verschrikkelijk groot.
En als we nu eens die wetenschap toepassen op alle elementen van ons universum, groot en klein…? Dan raken we aan circulariteit. Misschien is elk atoom in mijn lichaam een universum op zichzelf, misschien is ons gekende universum slechts een atoom binnen een oneindig onvatbaar groter geheel…
Hetzelfde kan men toepassen op het begrip tijd… Voor elk wezen op onze planeet is tijd een ander gegeven. Voor dieren die honderden beelden per seconde sneller kunnen registreren dan wij, zijn onze snelste gebaren in slow motion. En zoals de wetenschap ons geleerd heeft zijn tijd en ruimte aan elkaar gebonden, en relatief. Ook dat gegeven brengt vragen bij mij naar boven over de waarheid van verleden, heden en toekomst. Is onze blik niet te beperkt?
Ergens vind ik dat een zeer rustgevende gedachte. Want alles wordt eeuwig op die manier. Niets is onvergankelijk, en elk kleinste elementje van onze kosmos blijft bestaan, zij het telkens in andere constellaties. We zijn allemaal gebouwd van sterrenstof, letterlijk, dat vroeger deel was van iets anders. Als we in onze fysieke verschijning op aarde verdwijnen, gebeurt hetzelfde. Ook daar zit een cyclus in.
Dergelijke mijmeringen helpen mij in de zwartste momenten – en die zijn er genoeg – om vrede te vinden met mijn werkelijkheid. Tegelijk schenken ze mij ook een intense vreugde op de mooie momenten, van verbondenheid en liefde met mensen of met onze wereld… Als je circulariteit, kan één seconde een eeuwigheid zijn. Dat geeft mij ook soms het gevoel dat de jaren van mijn ziekte, die ik nu al zolang overleef, een eeuwigheid zijn die mij zomaar geschonken is.
Voor de lezer die nu begint in zijn haar te krabben, ik ben niet onder invloed van LSD of zo :)… Leven met kanker doet een mens zoeken naar wat zin heeft, naar wat UITEINDELIJK zin heeft. Het innerlijke conflict tussen mijn eigen belangrijkheid, mijn liefde voor mijn geliefden en mijn zogezegde feitelijke nietigheid, en die van de anderen, geraakt alleen zò ergens opgelost.
In eerste instantie voelt kanker vaak als vervreemdend aan, omdat je alleen bent met je ziekte, alleen met je stotterende lichaam. Telkens opnieuw kom je in die – vaak verdomde – cyclus diezelfde momenten tegen. Telkens opnieuw kéren die momenten ook, en voel je de liefde van anderen die je dragen, en helpen dragen…
Als je probeert te contempleren over je bestaan in het licht van je eigen eindigheid, dan worden een heleboel dingen bevreemdend, je ziet dingen anders, je beleeft en voelt dingen anders, op allerlei manieren… Je wordt een ander mens dan je was, en wie je vroeger was lijkt je nu op een manier … een vreemde.
Maar tegelijk schenkt de idee van circulariteit mij een soort “eeuwige rust”, die er altijd is en zal zijn, zelfs als ik het zelf niet meer zie, voel of weet, of als ik er niet meer ben… Alleen zo kan ik me verbonden voelen met al wie ik liefheb en liefgehad heb.